Astronaut
juli 27th, 2009 | RSS Feeds | Geplaatst in: Columns 2009, juliDeze maand veertig jaar geleden zette een achtendertigjarige Neil Armstrong de eerste stappen op de maan. De legendarische uitzending van deze ‘giant leap’ werd door meer dan zeshonderd miljoen mensen uit alle hoeken van de wereld bekeken. Mijn ouders keken samen met de buren. In de woonkamer kon je een speld horen vallen en ademloos keken ze toe hoe de astronauten als trage sumoworstelaars hun lompe laarzen op het witte maanzand zetten. De glazen stonden onaangeroerd op de salontafel, het schaaltje met pinda’s ernaast. Na de laatste woorden van de verslaggever in de studio, terwijl het beeld van de controlekamer in Houston nog klein op de achtergrond te zien was, kwamen de gesprekken op gang. De buurman trok de fles wijn open, en er werd geproost op de toekomst. De hele buurt gloeide nog weken na van de gemeenschappelijke belevenis. De belangrijke momenten in je leven deel je graag met je familie, vrienden en buren. Huwelijken wordt groots gevierd en er wordt niet bezuinigd op een extra gast. Bij een geboorte planten we een ooievaar in de tuin en ontvangen we al het bezoek met open armen. We smeren beschuiten totdat we er bij neer vallen. Bij een ernstig zieke komt dezelfde drang in mensen naar boven – iedereen staat voor je klaar. Van alle kanten komen de troostende en bemoedigende woorden op fleurige kaartjes naar je toe. Ons huis veranderde de afgelopen weken in een bloemenkiosk, elke dag een ander boeket op de keukentafel. Hulp wordt in alle vormen aangeboden en ik laat me dan ook schandelijk verwennen. Maar als de rust ’s avonds terugkeert, dringt de harde realiteit zich op. Om mij heen draait alles verder maar ik blijf hangen in het volle besef dat mijn leven tot stilstand is gekomen. Ik voel me als een astronaut, los van het ruimteschip, rondzwevend in het luchtledige. Terug in de ‘Eagle’ kijk ik door mijn raampje naar de aarde, dichtbij maar niet te bereiken.
Vier dagen later waren Armstrong en de zijnen weer terug op aarde, er wachtte een grote menigte op hen. Armstrong werd binnengehaald als een held en waar hij ook verscheen, hij werd op handen gedragen. Voor heel even was iedereen een beetje die astronaut. We hadden aan de hand van Armstrong onze eerste passen op het maanoppervlak gezet, de vlag in de zachte korst gestoken en de wereldbevolking versteld doen staan. ’s Avonds lag de astronaut, met het gejoel van de mensenmassa nog in zijn oren, alleen in zijn bed. Hij kon de slaap niet vatten, te wakker van alle ervaringen en spanning. Door zijn hoofd trokken beelden van de voorbereiding, de dramatische proefvluchten en het moment dat hij de maanlander zelfstandig tussen de rotsblokken en kraters manoeuvreerde. Het was het allemaal waard geweest, zijn missie was geslaagd. Nu de mijne nog.