Toverstokje
september 2nd, 2009 | RSS Feeds | Geplaatst in: Columns 2009, septemberBouwvakkers zijn druk bezig stenen te sjouwen. Op de steiger staat een logge radio onder de cementklodders te galmen. Ik trap verder, mijn bakfiets manoeuvrerend tussen gele bulten zand en een groene schaftkeet. ‘Als ik kon toveren, kon toveren, dan kwam alles voor elkaar..’. Ach ja.., Herman van Veen, de minstreel met de droevige ogen en warme stem, weggeslopen uit een oud en vergeeld sprookjesboek van Hans Christian Andersen. Mijn lievelingssprookje is ‘Het meisje met de zwavelstokjes’. Eén voor één steekt ze de stokjes af om in het vlammetje het kort oplichtende beeld van een geborgen gezin onder de kerstboom te zien -verlangens die het meisje voor even verwarmen. Helemaal alleen was ze, haar oma in de hemel. Mijn ogen beginnen wat te prikken en met het beeld van mijn eigen oma voor me, het liefste mens ooit, trap ik hard op de pedalen. Mijn hoofddoekje stevig vastgebonden in de nek. Wat heb ik toch vandaag? Met de benen bungelend over de rand en de billen veilig in de bak, vraagt de jongste: ‘Mama wonen er reuzen in Nederland?’ ‘Reuzen?’ Ik denk aan enorme jongens met een wilde bos haar, knobbelige knieën, een aardappelneus en een knoflookwalm. ‘Nee, die bestaan niet’, zeg ik. Ze vraagt door: ‘En spoken, ben jij daar bang voor?’ Spoken die zich verstoppen in kerktorens en ’s nachts op het kerkhof je op onverwachte momenten bespringen? ‘Neuh, voor spoken ben ik niet bang’, stel ik haar gerust. Ik ben wel bang voor donkere plekken, dode kikkers en vieze drankjes. ‘Heksen, die bestaan wel hè, mama?’ Ik buig me wat verder voorover. Een harde windvlaag komt plotseling vanachter de ruisende populieren vandaan en maakt mij het antwoorden onmogelijk.
Buiten adem plaats ik mijn bakfiets in een donkere steeg vlakbij de wekelijkse groenten- en lapjesmarkt. Met mijn rieten mand aan de arm loop ik naar de kraam met geurige aardbeien en wilde perziken. Het is een heerlijke ochtend en onder de blauwe onbewolkte hemel staan de kraampjes keurig geordend naast elkaar op het plein. Een magere kat schiet onder de plastic kleden weg. Zijn groene ogen flitsen waarschuwend! En ja hoor, op weg naar het kaasboertje voor een stukje Turkse feta zie ik haar vanuit mijn ooghoeken de bocht om komen: het wandelende roddelblad van het dorp. Ik probeer me nog te verschuilen achter de bloemkolen maar ze heeft haar prooi al bereikt. ‘Hééééé, hoe gaat het met jou!’. In haar hand ligt een glimmende rode appel. ‘Heb je nog last van de operatie…?’ Ik zie haar blik naar beneden afdwalen. Laat ik vandaag nou net die oude sok zijn vergeten… ‘Nee, gaat allemaal goed joh’, glimlach ik. De jongste grijpt m’n hand stevig vast: ‘Mama, geloof je nou in ….?’ In de schaduw van de kerktoren voel ik een rilling over mijn rug lopen. ‘Zeker wel last van de bijwerkingen hè?’ ‘Nou valt allemaal wel ..mmmee’, antwoord ik terwijl ik mijn tassen oppak om verder te lopen. ‘En de misselijkheid’, ze trekt er een vies gezicht bij, ‘vast wel naar hè? Met dat sjaaltje valt het helemaal niet op dat je kaal bent hoor!’ Ik doe een stap naar voren, pas op jij! De gifmengster schudt haar lange haar naar achter en trekt haar shirtje nog eens flink naar beneden. Ik simuleer een kleine oprisping: ‘Ik voel me opeens verschrikkelijk misselijk worden, ik geloof dat ik moet overgeven…’ Verschrikt kijkt ze me aan, en springt naar achteren. ‘Nee toch, dan zal ik je niet langer ophouden….HÉÉÉÉ!!’. Met een kleine plof verdwijnt de toverkol tussen de rotte appelen. Een sliertje rook kringelt naar boven en tevreden stop ik mijn toverstokje weer in mijn mandje. Ziezo, vandaag even geen heksen. Vol bewondering kijkt de jongste mij aan. Op de weg terug zien we op het fietspad een kikker, als we hem naderen geeft hij mij een knipoog en springt het lange gras in. Hmm, kikkers, mjammie.