Wiskundeknobbel
augustus 14th, 2009 | RSS Feeds | Geplaatst in: augustus, Columns 2009Heel serieus kijkt ze naar de vijf appels die voor haar op de keukentafel liggen. Wanneer haar zus er twee weghaalt knippert ze even met haar ogen. ‘Nou? Snap je het nu?’ ‘Ja, vijf!’ ‘Nee, min betekent eraf halen’, geduldig legt de juf de appeltjes opnieuw voor haar neer. ‘Vijf… twee eraf…’. Ze knijpt de ogen tot kleine spleetjes. ‘Drie!’ ‘Ja, zie je wel!’ Glimmend van trots op wat zij haar heeft geleerd pakt de oudste nog wat nectarines van de fruitschaal. ‘En nu gaan we tot tien’. ‘Ja, maar gaan we daarna nog samen een rondje fietsen?’ Benauwd zoekt de leerling mijn steun, angstig bij het vooruitzicht de hele middag fruitsommen te moeten maken. Ik prijs haar doorzettingsvermogen en bewonder haar inzicht. Zo jong en nu al een wiskundeknobbel, wie had dat gedacht!De wiskundeknobbel die ik nooit heb gekregen. Ik heb mij altijd afgevraagd waarom rekenvaardigheid wordt beloond met een knobbel en taalvaardigheid niet. Is het goed kunnen lezen en schrijven dan zo vanzelfsprekend dat het geen lichamelijke afwijkingen oplevert? Rekenen. Ik heb er het nut nooit van ingezien en wie wil er nu in godsnaam een knobbel, en waar zit die knobbel dan? En, eerlijk is eerlijk, ik heb het ook nooit geleerd. Mijn stamleider op de vrije basisschool was er van overtuigd dat mijn talenten op het artistieke vlak lagen en nog steeds kan ik hele mooie poppetjes tekenen in folkloristische kleding. Ik besteedde nooit zoveel aandacht aan getallen totdat op een dag mijn dochter zei: ‘Mam, weet je dat jongens beter rekenen’. Toen was er werk aan de winkel. Mijn antwoord dat jongens beter kunnen rekenen omdat iedereen ze dat vertelt, ‘het lijkt maar zo’, werd niet gesnapt. Wat ik ook wel weer begrijp want is het eigenlijk wel zo?
De chirurg pakte een tabelletje uit zijn borstzakje en na een korte bestudering zei hij: ‘nog geen veertig dus dat wordt een nabehandeling met chemo.’ Tabellenwerk, statistieken, percentages. De radiotherapeut legde ons uit: bij vier aangetaste lymfeklieren wordt het vijfentwintig keer bestralen. Bij drie geen bestraling. ‘U hebt een beetje pech’, zei hij. De internist, ook een man, legde mijn gegevens op tafel en hield ons voor dat de curatieve behandeling ervoor zorgt dat de kans dat de kanker binnen tien jaar terugkomt daalt van vijftig naar twintig procent. Met mijn alpha-brains dacht ik, het zal wel. Kans zus, kans zo. Je hebt het of je hebt het niet. Samen met mijn man besprak hij de relatieve kans, absolute getallen en dalende curves. Een wonderlijke chemie van cijfers en mannen. Ik haakte af.
In een medisch blad dat op het lage tafeltje in de wachtruimte van de mammapoli lag, las ik een artikel waarin stond dat drie van de vier geneeskundestudenten tegenwoordig een vrouw is. We hebben vier dochters. De kans dat één van hen een arts wordt is aanwezig. Kans van één op vier, schat ik zo. Moet lukken! En hoe groot is de kans dat onze meiden wiskundeknobbels krijgen? Om de kansen te vergroten zal ik de dames een handje helpen. De appels en nectarines liggen doelloos op tafel, één van de nectarines is verdwenen in de maag van de hongerige leerling. Rekenvaardigheid, kwestie van aanleg of opvoeding? Een mooie vraag voor de onderzoekers. Over een jaar of tien zal er wel een statistiekje zijn dat ons laat zien met hoeveel fruitsommen je een wiskundeknobbel kweekt. Weten we dat ook weer.